13 - De lippen
Hoofdstuk 13 - Paragraaf 1
13. De lippen

13.1 Lippen




.

De lippen zijn geschikt voor vele doeleinden, ook voor het blazen. Ze bestaan voor het grootste deel uit de mondkringspier. Het mondgedeelte is bekleed met huid en het lipdeel met slijmvlies. In dat slijmvlies bevinden zich geen zweetkliertjes en haarzakjes. De functie van de mondkringspier bestaat uit tuiten. Sommige trompettisten tuiten hun lippen enigszins in het zogenaamde pucker Embouchure. Dit kan goed werken.


Gemiddeld gewenste stand voor trompettisten/cornettisten. Bij laag spel, gelegenheid voor ROLL OUT.

De lipspleet staat tijdens het spelen altijd open, anders kan er geen lucht doorheen. Bij laag spelen staat de lipspleet ver open, bij hoog spelen een heel klein beetje.


Facemuscles, lateral view

In de laagte moet er een grote hoeveelheid lucht door, vooral bij sterk spel. In de hoogte hoeft er veel minder lucht door, maar wel met een hogere snelheid. Er zijn berekeningen die zeggen dat de lucht per octaaf een keer zo snel gaat. Ik weet dat nog niet zeker.



De lipflappen werken als een sluis, waar de lucht doorheen geperst moet worden. Door de voorwaartse druk worden ze naar voren cq verder open gedrukt, net als een sluis die open gaat. Door de elasticiteit veren ze weer terug, maar ze blijven naar voren wijzen. Dit is echter niet bij alle Embouchuretechnieken het geval.


13.1 Lippen