30 - Muziek en beweging
Hoofdstuk 30 - Paragraaf 1
30. Muziek en beweging

30.1 Polariteiten

Muziek is zelf beweging.

Ritmische patronen, agogiek: korter-langer
Toon, samenklank en melodie: lager-hoger
Dynamiek, de stertktegradaties: zachter-sterker
Timbre, toonkleur en koloriet: donker-licht

In deze spanningsvelden moet een afwisseling zijn van beweging en stilstand, dan wordt het muziek.Geest en lichaam moeten samen inspanning verrichten om het onderscheid tussen beweging en stilstand van die spanningsvelden tot stand te brengen.

Geest én lichaam zijn voortdurend ook zelf in beweging. Het lichaam zelfs intensief fysiek
Door bij de muziekstudie vanaf het eerste begin hieraan te werken, gericht per polariteit, zal de studie sneller en beter verlopen . De concentratie op de performance wordt professioneler en werpt grotere resultaten af.


Clemens Holthaus’ (+) voorbeeld ter verduidelijking spreekt van een oever die stilstaat en de rivier die tussen de oevers stroomt. Periodieke aftastingen langs de oever(metingen) bepalen het tempo van de beweging

Ritme kenmerkt zich door de tellen, de maat door de vaste periodieke overkoepeling van de tellen, Het metrum is een vrije samenbundeling van de ritmische frasen, zoals bijvoorbeeld de versvoeten van een gedicht. Het ritme kan men het fundament van de muziek noemen. Door de polaire tegenstellingen in relatie te brengen met een tempo wordt het muziek.

Toon
Van deze polariteiten is toon alles wat auditief waarneembaar is. Een voortdurende toon is niet waarneembaar omdat er geen onderbreking is. Begin en eind zijn nodig voor het waarnemen.

Ook de toon is in beweging, immers de duur, de sterkte, de hoogte en de kleur veranderen steeds, ook ten opzichte van elkaar. Én, er is pas sprake van een toon indien er een rust op volgt, et cetera.

Afgezien van de geestelijke inspanning moet het lichaam bij elke wijziging in de combinaties ook een nieuwe inspanning verrichten.

Duur
Kort-lang
Hoe langer een toon duurt , hoe meer de blazer een beroep moet doen op de vitale capaciteit van de ademhaling en de uitdrijvende kracht van de uitademingsspieren, maar ook de controlerende en uitademing/ afremmende werking van het middenrif. Hiervoor moet de musicus worden getraind, en dat kan met maar ook zonder instrument. Vooral de spelers van grotere instrumenten moeten leren de ademlucht uit te blazen, gevolgd door de complementaire lucht en tenslotte de reserve lucht. In de praktijk gaat dat in één beweging. Bij kleinere instrumenten is dit minder vaak nodig maar toch pleit ik ervoor in de opleidingen daaraan aandacht te besteden. En dan vooral in het steeds lager spelen. Ik weet bijvoorbeeld dat Erik van Lier daaraan zeer veel aandacht besteedt.

Hoogte
Hoog-laag
Alle muzikanten hebben een gemiddelde eigen toonhoogte, in gedachten. Die schommelt tussen bepaalde hoogtes. Elke pedagoog heeft dat wel eens opgemerkt. Laat de leerling een toon zingen of blazen naar eigen keus, dan hoor je ongeveer wat de 'eigen toon' is. Blazend naar de extremen hoog en laag, dan geldt voor

Extreem laag
Veel lucht gebruikend, zie ‘duur’, de mond en keel ver open. Phonetisch gezien in de Ôh-stand. Lipspleet ver open, onderkaak ver naar voren en zelf iets achterover kantelend in het kaakgewricht.

ESW
Door de ESW (Eén-seconde-waarde) te testen en te trainen kan men constateren of de student COPD of CARA heeft maar ook of deze het middenrif wel goed en snel kan ontspannen. In casu: hoeveel lucht kun je er in één seconde uitpersen. De vraag aan blazers pedagogen luidt dan ook: waarom moeten zangers dat wel leren en blazers niet?

Extreem hoog
Ongeacht welk instrument, vraagt een grote uitdrijvende kracht van de uitademingsspieren, zowel buik-, rug-, als alle andere romp-uitademingsspieren (bijvoorbeeld tussenribspieren). Zie illustraties van Kapandji in het hoofdstuk ‘Ademsteun’. Wil je het topniveau halen, dan zul je fitnesstraining moeten doen. Ik pleit dan ook voor gerichte sportlessen op conservatoria.

Ook moet er aandacht worden besteed aan de 4 kauwspieren en de gezichtsspieren. Hoe hoger je moet spelen, des te langer moet je je wervelkolom uitstrekken, daarmee een krachtige ademsteun stimulerend. ‘Crown-stretching’, zie eerder. Daarmee open je de keel.

Kinspier
Van de gezichtspieren moet speciale aandacht worden besteed aan het centreren van de mondhoeken en het vastzetten ervan. Vooral de kinspier (musculus Mentalis), die van de onderlip loopt naar de punt van de onderkaak, wordt vaak vergeten. Hierdoor kunnen bij het extreem hoog spelen blessures ontstaan. Ook kan men niet goed extreem de hoogte in komen.


30.1 Polariteiten