14 - Improvisatie
Hoofdstuk 14 - Paragraaf 1
14. Improvisatie

14.1 Improvisatie

Talloze mensen willen dolgraag improviseren. Dat is makkelijk te leren.
Leraren in het muziek- en vooral brass/onderricht besteden hieraan te weinig aandacht in het algemeen. Er zijn wel zeer goede uitzonderingen natuurlijk. Als men niet uit het hoofd kan spelen begrijpt men de toonsoorten meestal niet, laat staan de akkoorden. Men begrijpt dan de eigen rol niet in het muziekstuk maar gaat louter op het papiertje af. Bovendien ontneemt men de leerlingen de mogelijkheid iets in de lichte muziek te doen of een solostuk uit het hoofd te leren op een makkelijke manier.

Maar het is heel frustrerend als je ziet dat gerenommeerde beroepsmusici geen noot uit het hoofd kunnen spelen. Ik heb wel gespeeld met iemand die 33 jaar eerste trompet was bij een zeer gerenommeerd symfonieorkest. Toen ik een keer optrad bij een van mijn schilderijententoonstellingen, met mijn oude stijl jazz band The Hot Four in Harlingen, alles uit het hoofd spelend, liet hij zich dat ontvallen ....`Dat heb ik nog nooit gekund´, zei hij eerlijk.


Klik op het plaatje om te vergroten


Slaaf van de bladmuziek

Vandaar mijn pleidooi: maak van de jonge muzikanten geen slaaf van het muziekpapiertje. Ik los het probleem alsvolgt op en ik pak het praktisch aan :

  1. Leer ze direct diep in te ademen, zie eerder.
  2. Begin met het niet te kleine mondstuk en laat ze daar samen met jou, liedjes op spelen, al buzzend. In dit geval dus mét geluid.
  3. Mondstukbuzzen hoort als training zonder geluid maar voor deze eerste lessen maken we een uitzondering. Start met songs in het middenregister, eerst een enkele toon etc
  4. Alleen op het mondstuk blazend leer je ze vervolgens prime, sekunde, terts, kwart, kwint, sext, septime, octaaf etc. Stap voor stap, elke week weer een paar toonsafstanden erbij.
  5. Wat is majeur en mineur. Terugvallend op de vorige lessen van het interval-buzzen.
  6. Verdrietig liedje misschien in mineur, met de kleine terts.Vrolijk liedje in majeur. Laat de leerlingen zelf een treurig liedje buzzen en.. een vrolijk liedje.
  7. Het zingen van al het voorgaande, en dan ..meteen ook het inademen en uitademen aanpakken met de ademsteun. Alles zingend met Ha ha ha, Ho ho ho met breath attack, legato, tenuto, portato, staccato etc. Dus, als je ze een toon laat aanblazen, alleen op het mondstuk, dan direct er achteraan ook die toon zingen. Hierdoor neemt de kans toe dat het limbische-gevoelscentrum in de hersenen maar ook de sensorische associatie velden, waar het geluid wordt opgeslagen in de hersenen, van meet af aan erbij wordt betrokken.

Alles gaat spelenderwijs. Er is nog geen muzieknoot aan te pas gekomen. Het gaat erom dat de leerling, zodra deze een muziekpapiertje voor de neus krijgt, men direct de toonsoorten erbij betrekt, en dan weer de oefening 1 t/m 4 doet.





14.1 Improvisatie