12 - Gebit en kaken
Hoofdstuk 12 - Paragraaf 1
12. Gebit en kaken

12.1 Het gebit

Het gebit is voor blazers onontbeerlijk. Het mondstuk steunt door de spierlaag heen op de tanden, of bij grote instrumenten meer op de kaken. De plaatsen waar zich de meeste druk onder het mondstuk bevindt, noemen we de ‘ankerpunten’ of anchor points (bron: Brass Anthology I van de Instrumentalist Illinois). De mondkringspier, die zich rond de mondspleet bevindt, maar ook andere spieren die nauw bij het spelen betrokken zijn, zoals de kauwspieren, de mondhoekomhoogtrekkers en mondhoekomlaagtrekkers én de mondhoekopzijtrekkers, zoeken steun op het gebit. In totaal zijn het er zeker zo’n twintig. De spieren zetten zich door samen te trekken als het ware af op het gebit. De spieren aan de binnenkant zetten zich natuurlijk niet tegen het gebit af.



Hoe ronder en ruimer de gebitsboog is, hoe meer kracht de spieren kunnen geven. Elke tand of kies oefent een zekere druk uit op de spieren, als die tenminste aangespannen zijn. De Embouchure van rond de mond wordt hierdoor sterker. Naarmate de kaken bij het ouder worden slinken, zal mede daardoor de kracht afnemen. Zowel bot als spieren atrofiëren (kwijnen weg). Kunstgebitten en plaatjes zijn minder goede hulpmiddelen, maar implantaten zijn echt fantastisch als vervanging. Je bent er in het begin even zoet mee, maar daarna pluk je er dubbel de vruchten van. Bij ontstekingen in het lichaam kan het plaatsen of dragen van implantaten gevaarlijk zijn. Kinderen die met een onregelmatig gebit beginnen met blazen, kunnen dit met een beugel van de orthodontist corrigeren.


12.1 Het gebit