15 - Akoestiekleer
Hoofdstuk 15 - Paragraaf 5
15. Akoestiekleer

15.5 Trillingen & golven

Als je een steen in het water gooit vormen zich steeds verder uitbreidende kringen.
De golven heb een een bepaalde golflengte en de buitenring noemt men het golffront. De waterdeeltjes werken als trillichamen. De door de steen getroffen waterdeeltjes hangen met elkaar samen, en hun werking kun je betitelen als oppervlaktespanning. Ze stoten elkaar aan en zo ontstaat uiteindelijk een golf.
De uitbreidingssnelheid van zo'n golf is groter naarmate de koppeling vaster
of sterker is. Het begin van elke golf heet het golffront en de afstand tussen de fronten heet de golflengte. In de wilde natuur kunnen golffronten onstaan van honderden kilometers lang en golven steeds op vele meters afstand. Neem als voorbeeld de tsunami.

Deze voorbeelden komen niet alleen in water voor want in elk lichaam hangen de atomen meer of minder vast aan elkaar. Vergelijk een veld korenaren dat door de wind wordt beroerd. Al door een zuchtje wind buigen ze heen en weer. Hoe vaster en elastischer deze atoomkoppeling is hoe beter de golfuitbreiding zal lukken.
Ook in onze muziekinstrumenten en hier dan speciaal 'Brass'is dit zeker ook het geval. En de elasticiteit bepaalt ook de mate van trillingsdemping. Een bekend voorbeeld van de trillingsuitbreiding is dat van de Indiaan die zijn oor op de rails legt om te luisteren hoever de trein nog verwijderd is. Het komt maar zelden voor dat in een bepaald trillingslichaam de trillingen zich louter langs de wanden van het trillichaam (instrument) voortplanten.


15.5 Trillingen & golven