10 - Het mondstuk
Hoofdstuk 10 - Paragraaf 1
10. Het mondstuk

10.1 Mondstuk kiezen

Dit hoofdstuk gaat uitsluitend over mondstukken voor koperblazers. Het ideale mondstuk bestaat niet. Steeds wisselen van mondstuk is niet goed. Spelen op verschillende mondstukken, zoals een trompettist die ook trombone speelt doet, is heel goed mogelijk. Daarvoor moet men wel veel op beide studeren, zodat er adaptatie optreedt in de gevoelscentra van de hersenen/sensorische associatievelden¬, die de aangepaste prikkels doorzenden naar de motorische schors. Hier worden de spieren ook weer aangepast aan de wisseling. Het geheugen speelt hierbij een belangrijke rol. Ook grotere verschillen overbruggen, is zeer goed mogelijk.



Maurice André met Hans bij hun poster Embouchure Reminder 2


Het is minder gemakkelijk om vlak voor een belangrijk concert, en dan bedoel ik vooral in de klassieke muziek, te wisselen van mondstuk. Zo kreeg ik eens een prof in mijn DLB praktijk die in zijn symfonieorkest (kleine bezetting) het Brandenburgse Concert deel II moest spelen op piccolotrompet en de dag daarvoor nog naar een mondstukbouwer afreisde. Het leverde geen succes op.

Het gaat ook niet om het merk. Voor de verschillende instrumenten zijn er allerhande merken, en iedereen speelt op het merk van zijn eigen keus en vrijwel nooit op het bij het instrument geleverde exemplaar. Zelf speel ik voor de grote trompetten op Schilke en soms op Bach, voor Bb cornet en Eb cornet idem en ook op D. Wick type R. Webster en voor flugelhorn op Courtois en D. Wick type Webster. Op de piccolotrompet en piccolobugel speel ik respectievelijk op Schilke en MMP jazz line model 2. Zo zie je maar, een ratjetoe.


10.1 Mondstuk kiezen