62 - Embouchure Reminder
Hoofdstuk 62 - Paragraaf 3
62. Embouchure Reminder

62.3 Diafragma en strottenhoofd

62.3 Diafragma, tong en strottenhoofd

De volgende afbeeldingen staan op deze paragraaf.

Lees van links naar rechts en van boven naar onderen:
1. Tong en vezelverloop der tongdelen.
2. Diafragma vlg Dr.Kapandji/aanspanning bij inademing en ademsteun.
3. Delen der tong .
4. Diafragma vlg Dr. Kapandji tijdens uitademing én ademsteun.
5. Dwarsdoorsnede mondkeelholte.
6. Tongbeen en spieren.
7. Stembanden en stemspleet in verschillende posities.
8. Kauwspieren.
9. Dieper gelegen tongbeenspieren.
10. X-foto strottenhoofd.
11. Strotkleptrechter.







De werking van de verschillende onderdelen:
De tongspieren en hun vezelverloop zijn erg gecompliceerd. Elke vezelverlooprichting is verantwoordelijk voor weer een andere functie in de spraak, bij het slikken en ook bij het blazen of zingen. Spreek de volgende klinkers uit en voel wat je tong doet: Ôh (from awful) OO,OE,UU,AA,EU,EE,EI,II.

Naarmate je de II ( from equal)nadert wordt de tong steeds platter en de punt scherper.
Naarmate je hoger zingt of speelt idem, vooral als je ook nog let op de soort klank die je produceert.
Zing of speel je laag dan komt achterin de mondholte de tongrug omhoog en staat de tong meer naar achteren. Honderdenéén combinaties zijn mogelijk en ook noodzakelijk om de juiste klankkleur te verkrijgen.

2. Het diafragma spant zich aan bij de inademing maar ook bij het zingen of spelen is er een excentrische aanspanning (oorsprong en aanhechting verwijderen zich van elkaar). Dit is nodig om de luchtstroom af te remmen anders ben je deze binnen een zucht kwijt, letterlijk.
3. Delen der tong, zie ook 1. De punt van de tong heeft een heel andere functie bij het aanspreken van de T als bij de K. Staccato vereist een heel andere tongfunctie als bijvoorbeeld het doodlen. Ook hier geldt: duizenden opties zijn voorhanden.

4. Diafragma volgens Kapandji, hier bezig met de uitademing, ademsteun etc. Altijd in samenwerking met het middenrif ,welke vooral mede bepaalt hoeveel lucht er door mag en hoe sterk een toon is en hoe hoog of laag.

5. Dwarsdoorsnede van mond-keelholte.
Bij hoog spel is er veel druk, veel actie ook van het diafragma en staan de strottenhoofd-keel- en mondstructuren hoger en tong en tongbeen meer naar voren.

6. Tongbeen en tongbeenspieren. Het tongbeen ligt in feite helemaal los maar wordt door een grote groep spieren op zijn plaats gehouden of bewogen.
Voel met duim en wijsvinger(zie illustratie) wat het tongbeen doet als je slikt, als je OO zegt of II etc etc.

Het tongbeen (hyoïd) zit op 5 plaatsen vast aan het bewegingsapparaat/skelet:
- aan de kin, de tong-mondbodemspier zit er bovenop vast
- aan het strottenhoofd
- aan een uitsteeksel binnen in achter in de schedel (processus styloïdeus)
- aan het sleutelbeen
- aan het schouderblad

Daarom kan het tongbeen de volgende bewegingen maken:
Omhoog en naar voren zoals nodig bij hoog spel en zang. Ook bij het slikken gaat het eerst naar voren.
Naar achteren en omlaag, zoals bij het lage spelen en zingen. Bij het slikken beweegt het tongbeen met de tong ook naar achteren en beneden.

Omhoog en naar achteren zoals bij een hoog gezongen of gespeelde OE. Elke klankleur heeft een eigen tong- en tongbeenpositie. En.. die is gekoppeld aan de middenriffunctie. Er is een rechtstreekse en voorspelbare samenhang in de samenwerking tussen tong-tongbeen-,mondbodem en zachte verhemelte functie. Die is reflexmatig aanwezig. Althans in de normale gevallen. Bij afwijkingen, zoals pareses, spasticiteit etc. , dystonie kunnen er verschillen zijn die het slikken, spreken, zingen en blazen hinderlijk kunnen beperken.

In principe zijn ook hier allerhande combinaties mogelijk in de voorwaartse, achterwaartse, beneden- en opwaartse trekrichting. De tongfunctie is daaraan direct gekoppeld.

7. Stembanden en stemspleet in verschillende posities.
8. Tongbeen zijaanzicht, lees 6.
9. Kauwspieren. Bij hoog spel zijn ze alle 4 meer gespannen en werken hier weer nauw samen met diafragma, uitademingsspieren en de andere mondbodem- en keelstructuren
10. x-foto van het strottenhoofd.
11. Strotkleptrechter, lees hoofdstuk 62.2. Bij hoog spel wordt de strotkleptrechter onderin vernauwd. En is er dus weer die samenwerking tussen alle voornoemde onderdelen.





Het strottehoofd
In Brass(wind)playing.
Het strottehoofd speelt een belangrijke rol bij het doorlaten en regelen van de hoeveelheid lucht, de luchtdruk en de snelheid van de luchtstroom bij het spelen op blaasinstrumenten. Daar is veel onderzoek naar gedaan en het is ook gefilmd. De moderne technieken geven steeds betere resultaten te zien. Er zijn veel verschillen per instrument, bij houtblazers is het weer anders als bij koperblazers. Ook zijn er veel individuele verschillen. Het maakt ook uit of je te maken hebt met amateurs, die zo nu en dan eens blazen of met gelouterde profs. Ook speelt het een belangrijke rol of men bij de opleiding geleerd heeft zich bewust te worden van het strottehoofd en de werking van de stembanden bij het blazen.

Stress
Het heeft ook met stress te maken. Zodra daarvan sprake is zal de spanning rond het strottehoofd toenemen en de stembanden meer worden aangespannen.
Nog lang niet alles is er over bekend, maar er zijn wel een aantal vaste kenmerken. Voor alle blaasinstrumenten geldt dat het strottehoofd mede controleur is van de luchtdoorvoer in hoeveelheid maar ook in snelheid.

De mate van controle hangt mede af van om welk instrument het gaat,en de mate van scholing en training die betreffende blazer achter de rug heeft.
Zoals in de fluit: hier is de glottis(stemspleet) wijd open, bij het spelen van vibrato zie je de rhythmische bewegingen van de stembanden die dus bijdragen aan de aard van de vibrato.
In sommige gevallen, zowel bij houtblaas- als brassinstrumenten is bij spelers helemaal geen sprake van glottisactiviteiten.

Tijdens het blazen op hout en/of brass is er sprake van het meer of minder aanspannen van de stembanden. Dit mag natuurlijk niet leiden tot ongewenste keelgeluiden. Aan de andere kant is het vocaliseren, het meezingen tijdens het blazen een kunstvorm. Borstademhaling of paradoxale ademhaling leidt direct tot aanspanning van de hulpademhalingsspieren, waaronder de spiertjes die vanaf het tongbeen, via het strottenhoofd naar het sleutelbeen lopen en de bovenste ribben. Borstademhaling leidt snel tot stress en hyperventilatiebewegingen cq verschijnselen. Zie 19.10.

Bij het klein koper is er sprake van meer en grotere activiteit van de stembanden. Naarmate het instrument groter is wordt die activiteit minder, zoals bv bij de bastuba.

Het strottehoofd is door middel van spieren verbonden met zowel het sleutelbeen als wel het tongbeen. Middels de hersenzenuwen, afkomstig uit de hersenstam zijn de bewegingen van het strottehoofd direct gerelateerd aan de bewegingen van het tongbeen, de onderkaak, de tong en de lippen. Bij het slikken is dit het duidelijkst waar te nemen. Hoe meer de tong naar voren ligt hoe hoger het strottehoofd staat. Zoals bijvoorbeeld bij hogere stemmingen. Je kunt tussen duim en wijsvinger het tongbeen’raadplegen’ en ook tegelijk de bewegingen van het strottehoofd. Doe dit eerst maar eens met slikken. Pers je de voedselprop of speeksel naar achteren dan voel je eerst het tongbeen naar voren komen en omhoog, en dit laatste geldt ook voor het strottehoofd. Als de voedselprop naar achteren verdwijnt volgt het tongbeen en ook het strottehoofd de bewegingen omlaag.

Min of meer hetzelfde maar omgekeerd is het bij het blazen. Speel je hoger dan wordt de mondkeelholte platter, de tong komt naar voren, het tongbeen eveneens, omhoog en naar voren en het strottehoofd ook. Na een aanzet wordt de beweging naar achteren ingezet en wordt de ruimte in de mondkeelholte groter, het tongbeen daalt en het strottehoofd ook terwijl films aantonen dat bij de aanzet de spanning van de stembanden het grootst is en na de aanzet minder groot en komt er dus meer ruimte in de glottis (stemspleet).

Het spelen met geknepen (pinched) toon wordt meestal toegeschreven aan te gespannen stembanden , terwijl ze naar elkaar toe worden getrokken. Hier komen de begrippen Bouncing en Squeezing naar voren. Bouncing wil zeggen dat de meeste energie in de aanzet is gelegen en direct na de aanzet er een ontspanning optreedt en een luchtstroom die op gang komt.
Daarentegen is Squeezing hetzelfde als geknepen spel, en geknepen aanzet en ook na de aanzet blijven de holtes te plat en te klein terwijl het strottehoofd te hoog blijft staan en er teveel spanning is van de stembanden. Zie http:embouchure.nl/?section=read&hoofdstuk=5¶graaf=10.

Bij squeezing is er veelal sprake van ‘smile and press’ - embouchure , waarbij de lippen op elkaar worden geklemd en de mondhoeken teveel opzij en zelfs omhoog worden getrokken. Dit werkt direct een platte tong in de hand, een vernauwing van de kaak- en mondkeelopening, een hoogstand van het strottehoofd en teveel aangespannen stembanden en veel te nauwe stemspleet. Een geknepen toon is het gevolg.

Dat betekent dat de leraar de blazer moet leren de mondhoeken naar elkaar toe te trekken en tegelijk naar beneden wijzend. Daarmee wordt de tong minder gespannen, de kaakopening en mondkeelholte wordt daardoor meteen wijder, het tongbeen daalt en daarmee ook het strottehoofd. Phonetisch gezien mooi , met verondersteld ‘vowel-like ‘ klanken als Or(engels) Awful etc.

Bijna gesloten stemspleet vindt je vaak bij hoge druk instrumenten zoals de trompet en sommige rietinstrumenten zoals de hobo, engelse hoorn en fagot.
Bij een hoge druk hoort een lage luchtdoorstromingssnelheid. Hoe hoger je speelt hoe minder lucht er passeert. Hoe hoger de druk hoe hoger het strottehoofd komt te staan en hoe meer spanning op de stembanden en daarmee gepaard gaand de bijna gesloten stenmspleet.

Bij lage druk instrumenten zoals de bastuba etc. is de hoeveelheid lucht groot maar de druk is laag. Dat geldt ook voor de druk van het mondstuk op de lippen.

In hoeverre de valsava manoeuvre daarmee te maken heeft kun je lezen op http://embouchure.nl/?section=read&hoofdstuk =65¶graaf=3.
De leraar doet er goed aan veel te zingen met de leerlingen en ook te wijzen op het phonetisch gedrag. Probeer altijd te denken aan de klank o van het Engelse Or. Ongeacht hoe hoog of laag je speelt.

Een goed hulpmiddel is het Noiseless Buzzen van:
Hoofdstuk 35.9
Zie ook: Hoofdstuk 62.1, kolom 3




Van vooraanstaande houtblazers weten we dat zij veel waarde hechten aan de resonantie in het strottehoofd. Hoe meer spanning er op de stembanden staat hoe meer resonantie. Extreem laag spelen, en dat geldt ook voor koperblazers, verzwakt de werking van de resonantie veroorzaakt door de stembanden. De resonantie in de borstkas neemt die functie dan over. In het algemeen kan worden gezegd dat het effect van de werking der stembanden het best tot zijn recht komt met het embouchure van het laag spelen. Dus ook als je hoog speelt moet je proberen het ”lage”embouchure gevoel te handhaven.

Voor clarinetspelers blijkt de positie van het strottehoofd en de functie van de stembanden over de hele range ongeveer gelijk te blijven.
Nogmaals moet worden gezegd dat alle topblazers van mening zijn dat de positie en vorm van alle eerder genoemde embouchureonderdelen, inclusie totaal inademing en breath support een grote rol spelen bij de toonvorming, het timbre en de vibratotechnieken.


62.3 Diafragma en strottenhoofd