49 - Hans' trompetcd's
Hoofdstuk 49 - Paragraaf 12
49. Hans' trompetcd's

49.12 Sweelinck

Opnames bij Pieter Stenekes Sonoris te Damwoude

Muziekmelodie van J.P. Sweelinck. Improvisaties door Hans Boschma

Klik op de onderstaande link om Sweelinck af te spelen:

-Sweelinck voor solotrompet improvisatie Bb Bundy




Jan Pieterszoon Sweelinck (Deventer, mei 1562 - Amsterdam, 16 oktober 1621) was een Nederlands componist, organist, klavecinist, muziekpedagoog, muziekorganisator en ensembleleider. Hij geldt als de belangrijkste Nederlandse componist van de Vroegmoderne Tijd, op de overgang van renaissance- naar barokmuziek.


Klik op het plaatje om te vergroten



Levensloop

Jeugd

Jan Pieterszoon Sweelinck was de oudste van drie kinderen van Pieter Sywertszoon (of Swibbertszoon) en Elsgen Sweling, dochter van de Deventer stadschirurgijn Johan Zwelick. De kinderen hanteerden de naam van hun moeder als achternaam vanwege de vooraanstaande positie van haar familie in Hanzestad Deventer.

Den Haag, Sweelinckplein. Monument J.P. Sweelinck van Dirk Bus.
Vader Pieter was zoon van Swibbert van Keyzersweerd, een musicus die in de vroege 16de eeuw vanuit (het toen nog Nederlands-sprekende) Neder-Rijnland naar Deventer verhuisde, aldaar organist van de Grote of Sint Lebuïnuskerk werd. Bij zijn vrouw kreeg hij zeven kinderen onder wie Pieter, zijn latere opvolger als organist van de grote Deventer stadskerk.

In 1564 verhuisde Pieter Swibbertszoon met zijn familie naar Amsterdam waar hij organist van de belangrijkste stadskerk werd, de Oude of Sint Nicolaaskerk. Van Sweelincks vader noch van zijn grootvader zijn composities overgeleverd.

Leerjaren
In 1590 trouwde Jan Pieterszoon Sweelinck met Claesgen Puyner (?? - 2 januari 1637) uit Medemblik. Zij kregen zes kinderen: Dirk (1591-1652), Pieter (1593 - 1670), Dyeuwer (1596-1597), Ysbrandt (ca. 1600 - 1662), Jan (circa 1602 - 1662), en Elsge (1602-1664). Het echtpaar woonde in de Koestraat, op het terrein van een voormalig klooster.

Sweelinck leerde het klavierspel op orgel en klavecimbel vermoedelijk van zijn vader Pieter, die tot aan zijn dood in 1573 organist was aan de Oude Kerk. Pieter Swibbertszoon werd opgevolgd door Cornelis Boskoop. Aangenomen wordt dat Boskoop, in aansluiting op de dood van Pieter Swibbertszoon, de muzikale vorming van Jan Pieterszoon heeft voortgezet. In ieder geval is gedocumenteerd dat Sweelinck vanaf 1580 'voor vast' aan de Oude Kerk is verbonden (documenten uit de tijd daarvoor zijn verloren gegaan). Uit een latere uitlating van zijn vriend Cornelis Plemp valt echter op te maken dat Sweelinck al in 1577, op 15-jarige leeftijd, als vaste organist aan de Oude Kerk werkzaam was.

Na de dood van zijn vader heeft Sweelinck vermoedelijk ook les gehad van Jan Willemszoon Lossy (ca. 1545-1629), stadsspeelman van Haarlem. Mogelijk ook van de organisten van de Grote of Sint Bavokerk aldaar, Claas Albrechtszoon van Wieringen en Floris van Adrichem, die dagelijks het toenmalige hoofdorgel in de koorruimte van de grote Haarlemse kerk bespeelden.

Venetiaanse invloed
Het is vooralsnog een raadsel bij wie Sweelinck zijn enorme vaardigheid in het componeren van met name zijn ensemblemuziek heeft ontwikkeld. Het hoge niveau van deze composities - waaronder meerstemmige toonzettingen van het gehele Geneefse psalter en van rooms-katholieke liturgische teksten en gezangen - kan niet terug te voeren zijn op uitsluitend zelfstudie.

In dit verband kan zeker waarde worden gehecht aan de mededeling van de 18e-eeuwse Duitse musicograaf Johann Mattheson, dat Sweelinck in Venetië bij Gioseffo Zarlino gestudeerd heeft. Tegenwoordig zijn er onderzoekers die menen dat dit op een misverstand berust. Wel was Sweelinck zeer goed bekend met Zarlino's leerboeken over muziek. Sweelincks tractaat met compositieregels, dat door verschillende Duitse leerlingen werd gekopieerd en waarop zij en later hun leerlingen voortborduurden, blijkt gebaseerd op de derde druk van Zarlino's beroemde en wijd en zijd in Europa verspreide muziek- en compositieleer Istitutioni harmoniche. In dit opzicht behoeft Sweelinck dan ook niet in Italië te zijn geweest: hij kan met Zarlino's schoolmakende muziektractaat gewoon in Nederland in aanraking zijn gekomen.

Dat hij op jonge leeftijd (tussen zijn 11de en 15de levensjaar) voor studiedoeleinden in Venetië kan zijn geweest staat niet op zichzelf. Van andere belangrijke 16e-eeuwse musici als Elias Nicolaus Ammerbach en John Bull weten wij dat zij eveneens op jonge leeftijd op studiereis gingen naar verre oorden - in hun geval naar Venetië en Spanje. Dit was in die tijd dus niet ongewoon. Bovendien weten wij uit het beroemde Schilder-Boeck uit 1604 van Carel van Mander dat Sweelincks jongere broer, de kunstschilder Gerrit Sweling (1566-1612), voor studie in Italië is geweest, zoals zo veel Noord- (en Zuid-)Nederlandse kunstschilders in die tijd. Het valt niet uit te sluiten dat Gerrit dit deed in gezelschap van zijn oudere broer Jan. De Italiaanse studiereis van de jonge Sweelincks kan zijn georganiseerd (en bekostigd) door Italiaanse kooplieden uit Amsterdam die behoord hebben tot het relatienetwerk van hun overleden vader. Tussen de handelssteden Amsterdam en Venetië bestonden intensieve contacten door de gehele 16de, 17de en de vroege 18de eeuw heen.

Een andere aanwijzing van Sweelincks pedagogische betrekkingen met Venetië - in persoon en/of door analyse van composities die in deze stad ontstaan zijn - is te vinden in zijn klavieroeuvre. Zijn toccata's en fantasia's zijn in stilistisch opzicht nauw verwant met klaviercomposities van Andrea Gabrieli, de organist van de San Marco.

Reputatie
Sweelincks reputatie in Amsterdam was zeer groot. Hij had de bijnaam de Amsterdamse Orpheus en verkeerde onder rijke en ontwikkelde kooplieden in Amsterdam en in de Muiderkring.

Door de trek van tal van jonge Duitse musici naar de Amsterdamse meester oefende Sweelinck grote invloed uit op de ontwikkeling van de orgel- en klavecimbelmuziek, met name in noordelijk Duitsland. Zijn invloed zou zelfs reiken tot aan de jonge Johann Sebastian Bach die in de orgelmeesters Johann Adam Reincken uit Hamburg en in Dieterich Buxtehude uit Lübeck - die zelf leerlingen waren geweest van Sweelincks oud-leerling Heinrich Scheidemann - inspirerende voorbeeldfiguren vond.

Sweelincks reputatie had ook betrekking op zijn expertise op het gebied van orgelbouw. In de loop van zijn leven werd hij meermalen aangezocht om te adviseren bij en keuringen te verrichten van nieuwe of gerestaureerde orgels. De plaatsen die hij hiervoor aandeed waren: Enkhuizen, Haarlem (1594), Deventer (1595, 1616), Middelburg (1603), Nijmegen (1605), Harderwijk (1608), Rotterdam (1610), Delft, Dordrecht (1610) en Rhenen (1616).

Van Sweelincks reputatie getuigde in de 18e eeuw het biografische muziekwoordenboek Grundlage einer Ehren-pforte (1740) van Johann Mattheson. Daarin valt in de hoofdstukken over Sweelincks leerlingen Jacob Praetorius II (hier Schulz geheten) en Heinrich Scheidemann te lezen (hier in vertaling):

Toen hij (d.i. Jacob Praetorius II) vernam dat in Amsterdam een voortreffelijke organist was, verlangde hij om daar naartoe te reizen en door hem te worden onderwezen. De kerkraad van de Sankt Jacobikirche (in Hamburg) moedigde hem daartoe aan en beloofde de helft van de kosten te zullen dragen. Het was de beroemde Jan Pieterszoon Sweelinck bij wie hij in de leer ging en die hem onder andere een geheel eigen manier van vingerzettingen leerde die toen heel ongebruikelijk was maar zeer goed. Schulz nam Sweelincks gebruiken en houding over die bijzonder aangenaam en achtenswaardig waren. Zo speelde hij zonder het lichaam veel te bewegen waardoor het leek alsof het moeiteloos gebeurde.

Zijn natuurlijke wezen - ernstig, ordentelijk en bescheiden - was hem daarbij zeer behulpzaam. Het was niet alleen een lust om hem te horen, maar ook om hem te zien wanneer hij aan het orgel zat. Hans Scheidemann, de wakkere organist van de Sankt Catharinenkirche (in Hamburg), stuurde in dezelfde tijd zijn zoon Heinrich naar Holland. Zo kwamen de twee jonge, ambitieuze Hamburgers samen in Sweelincks school. Zij studeerden om het hardst, wat de meester zeer verheugde.


49.12 Sweelinck