3 - Lijst van clinics
Hoofdstuk 3 - Paragraaf 7
3. Lijst van clinics

3.7 1. Muzikaal gehoor

Het muzikaal gehoor
Het absoluut gehoor
Het relatief gehoor

Definities:
Het muzikaal gehoor is het vermogen om de verschillende onderdelen van een muzikale performance te kunnen analyseren, ook van blad: zoals toonhoogte, intervallen, dynamiek, timbre, ritme, maat alsmede het samenklinken ervan. Hiervoor hoef je geen absoluut of relatief gehoor te hebben. Intensieve training van het muzikaal gehoor zoals bijvoorbeeld in de moderne solfège lessen schijnt de ontwikkeling of liever het functioneren ervan meer van de rechter naar de linkerhersenhelft te verschuiven. In deze lessen train je niet slechts het lezen van bladmuziek,

Het absoluut gehoor heb je als je zonder een referentie toon vooraf een gespeelde toon kunt herkennen in toonhoogte. Het absoluut gehoor komt het meest voor bij mensen die in de muziek zijn grootgebracht en opgevoed. Herkenning speelt dus een grote rol.
Ook is een groot voordeel dat je er vanaf en zelfs voor je geboorte mee bent grootgebracht.
Het Engelse absolute pitch is de definitie voor het kunnen benoemen van tonen zonder beperkingen.
Het perfect pitch geldt voor het benoemen van enige tonen met beperkingen, zoals het slechts enkele tonen te kunnen benoemen en chroma, zoals mollen, kruizen en normaal, tonen van slechts één instrument of het onderscheid tussen de zwarte en witte pianotoetsen.
Zelf rangschik ik perfect pitch onder relatief gehoor en absolute pitch onder absoluut gehoor.


Klik op een plaatje om het te vergroten.
.

Een relatief gehoor heb je als je, zoals bijvoorbeeld bij solfège blijkt, je de toonhoogtes ten opzichte van elkaar kunt herkennen, zoals de toonsafstanden prime, secunde, terts, maar ook verhogingen, verlagingen in een accoord etc., kleine terts , grote terts etc. Kortom: de intervallen.

Het absoluut gehoor hebben maar weinig mensen, onderzoekingen spreken over 1:5000 tot 1:10.000.Dit volgens www.pathofysiologie.nl/absoluut-gehoor/
Bij het herkennen van een toon spelen verschillende zaken een rol:

Elke toon heeft meerdere specifieke eigenschappen, vergelijk een Eb met een F#, een Bb met een C# de laatsten klinken helder en scherper. Daarbij komen de specifieke eigenschappen van het instrument, denk aan de boventonen van het (scherpe) koper en vergelijk die eens met de tonen van een harp of een cello. Dus het absoluut gehoor betreft vooral de klank en niet zozeer de toon. Het absoluut gehoor kent ook nadelen, zoals bij getransponeerde stukken. Ook kunnen het spelen op andere instrumenten, zoals bv overstappen van een Bb trompet naar een Eb trompet voor blazers met een absoluut gehoor, problemen geven.
Training biedt veelal wel soelaas. Bij het ouder worden verandert het absoluut gehoor. De verstijving van het trommelvlies en het daaraan gepaard gaande verlies aan luistervermogen voor de extreem hoge tonen (én boventonen etc etc.)zullen daarbij vermoedelijk een rol spelen. Veranderingen aan het zenuwweefsel van onder andere de Nervus acusticus (gehoorzenuw) maar ook in de hersenen zelf kunnen daarbij een rol spelen.
Grote componisten hadden een absoluut gehoor.
Naast absolute pitch en perfect pitch zijn er nog andere belangrijke indelingen (ROSS e.o.):
Aangeboren zou zijn: APE (ability to perceptually encode). Extra zenuwbanen zijn daarvoor nodig en ook verschillen in hersenfunctie ten opzichte van bv. andere groepen.

Tegenwoordig kan men met spect scans(Daniel G.Amen) veranderingen in hersenfunctie duidelijk aantonen. Een ouder onderzoek van Keenan a.o. toonde aan dat mensen met een absoluut gehoor een asymmetrisch planum temporale hebben.
De niet aangeboren maar aangeleerde HTM (heightened tonal memory), dat is aangeleerd en kun je door intensieve training verbeteren. Tonen worden vergeleken met die uit het geheugen. De derde groep uit deze indeling is de NAP (non absolute pitch)-groep. Deze groep kan geen alleen klinkende tonen benoemen en haar analyses komen louter via het relatief gehoor tot stand.


3.7 1. Muzikaal gehoor