19 - Blessures & klachten
Hoofdstuk 19 - Paragraaf 9
19. Blessures & klachten

19.9 Nek, schouders, armen

Stenose~pijn
Het halswervelkanaal waardoor het ruggemerg loopt vernauwt zich gedurende ons leven, geleidelijk en een paar keer in ons leven kunnen we daarvan wel klachten ondervinden. Vooral na je 45e. In de vorm van zeurende spierpijn en uitstralende vooral zeurende zenuwpijn. Bij blazers dan vooral naar schouders en armen, en in mindere mate naar het hoofd. Deze stenose kan operatief worden behandeld in sommige gevallen waarbij de ruimtes voor het uittreden van de zenuwen uit de wervelkolom worden verruimd, opgeschoond. Laminectomie heet dat.

Nek~herniapijn
Nek~herniapijn kent een serie belangrijke symptomen.



  1. Pijn rond de plaats meestal de 4e, 5e, 6e en/of 7e halswervel.
  2. Pijn bij het spelen, met uitstraling naar meestal één arm. Deze kan zeer heftig worden en regelmatig langdurige klachten geven. Alleen in slaap wordt het vaak minder.
  3. Drukpijn als je achter op het doornuitsteeksel drukt.
  4. Pijn bij hoesten, persen en niezen.
  5. Pijn bij specifieke bewegingen zoals hoofddraaien naar één bepaalde zijde.
  6. Reflex~percussiestoornissen, zoals op biceps, triceps en spaakbeenuiteinde.
  7. Meestal verlaagd, dus hyporeflexie.
  8. Gevoelsstoornissen, zoals overgevoeligheid van de huid maar ook doof gevoel etc.
  9. Spierkrachtverlies via de aangetaste zenuw.
  10. Atrofie (wegkwijnen van spierweefsel )
  11. Pijnontlastende hoofdstand
  12. Rekpijn ,als je een beweging maakt die de betrokken zenuw doet rekken
  13. X-foto afwijkingen (afgeplatte tussenwervelschijven)

MRI maakt de hernia en inklemming duidelijk. Blazen is zeer pijnlijk.

Dirigenten~schouder.
Overbelasting is vaak de oorzaak van schouderpijn bij dirigenten. De schouder- en armheffers, dus aan de bovenkant worden eenzijdige teveel belast. Probeer dus te dirigeren met de armen laag. Beperk de bewegingsuitslagen. Probeer meer uit de ellebogen en polsen te dirigeren, met een misschien iets langer stokje. Ga op een hoger bokje staan.

Meest voorkomende klachten:

  • Supraspinatus spier.
    Dit is de belangrijkste en meest kwetsbare schouder~of arm heffer, een abductor. Een redelijk slecht doorbloedde spier die loopt van bovenop in de kam van het schouderblad naar de top van de bovenarm. Afhankelijk van welk deel geïrriteerd is zal de pijn zich of in het begin van de beweging manifesteren. Is het diepe deel van de spier geïrriteerd dan wordt de zeer hoge armheffing pijnlijk.
    Oppassen voor kalkvorming in de spier en pees. Door dirigeren zonder maatregelen kan blijvend letsel geven. Injecties met cortico~steroïden druppelsgewijs voorzichtig inspuiten aan de hand van het MRI onderzoek is vaak nuttig. Het dragen van een abduktor ondersteunende bandage voorkomt het afscheuren van de vaak verkalkte peesdelen.
  • Infraspinatusspier.
    Komt onder de schouderbladkam vandaan en hecht zich aan de buitenkant van de bovenarmkop. Kan ook verkalken.
  • Biceps.
    Wordt vaak aangedaan als de deltaspier en de supraspinatus het laat afweten. Is vooral een elleboogbuiger.
  • Slijmbeurzen (2) rond de schouderkop.
    Deze kunnen ontsteken en ook deels of meer verkalken.
  • Rotator cuff
    Dit is een verzamelnaam van een groepje spieren en pezen die in een soort manchet vanaf achter op het schouderblad naar de bovenarmkop lopen en vooral de draaiïng buitenwaarts verzorgen. Deze kunnen ook betrokken raken bij de schouderklacht. Vaak is het een combinatie van en en.


Preventie rekstokoefeningen.
Hang een rekstok 10 cm boven je hoofd, Pak hem losjes beet en ga elke dag rustig onder de rekstok wat looptraining doen, terwijl je de stok losjes vasthoud. Ik toonde samen met Rijksuniversiteit Groningen Bewegingswetenschappen al in 2002 en 2003 aan dat de schouderklachten als sneeuw voor de zon verdwenen. Achtergrond werking: doordat je op het stokje drukt spannen de spieren die de armen omlaag moeten brengen aan en ontspannen die de schouders moeten heffen. Dat heet reciproke of gekruiste inhibitie of remming. Op die wijze wordt door de actieve inzet van de hartspier de doorbloeding in de getroffen regio en de schouder~en armheffers verbeterd. Zie ook Hoofdstuk 8, paragraaf 3.


19.9 Nek, schouders, armen