15 - Akoestiekleer
Hoofdstuk 15 - Paragraaf 2
15. Akoestiekleer

15.2 Resonantie

Elk elastisch lichaam kan vervormingstrillingen veroorzaken. Deze lichamen zijn in staat om haar eigen voorbestemde trilling uit te voeren. Herinner je je de staande golven die elk instrument kent, met zijn eigen trillingsfrequentie? De eigenfrequentie noemen we dat. Wil men echter een andere frequentie aanbrengen,op een blaasinstrument bij een bepaalde zelfde ventielstand of schuifpositie dan wil dat niet goed, het klinkt voos en gedempt.
Elke piano-, harp-, guitaar-, viool - etc. snaar heeft haar 'eigenfrequentie'.


Maar er zijn ook andere trillingsvormen waarbij de snaar op meerdere plaatsen tegelijk de volledige amplitude wordt gehaald. Bij een trommel is de frequentie afhankelijk van de grootte van het vel en de diepte van de trom. En in de fluit, trombône, trompet etc. dwingt men de lucht in het instrument tot het doen klinken 'eigenfrequenties'.

De kunst is dus om met fysieke middelen, bij blaasinstrumenten en dan specifiek ' brass', de staande golven op te 'zoeken' met je eigen opgewekte trillingsfrequenties -resultante achter de mondstukboring (combinatie/edge-tone van het gebit, spleettoon van de lippen en weer edge -tone van de mondstukboring). Door speciale energie toe te voegen, zoals beschreven, naar de mondstukboring kan je, mits je de juiste staande trillingsgolf hebt opgewekt, een tweede trillingsfrequentie opwekken. Een zogenaamde deeltoon of boventoon.
Deze heeft een kortere lengte natuurlijk, de naam deeltoon zegt het al, en heeft op meerdere plaatsen in het instrument een even grote amplitude of trillingsuitslag maar is veel korter. Zie de afbeelding. Als er een groot onderscheid is tussen de staande golf (eigenfrequentie|) en de boventoon dan zal deze laatste gedempt trillen en de voortdurend afgegeven extra energie, die nodig was om de boventoon op te wekken, snel weer aan de omgeving afstaan. Maar zijn ze allebei ongeveer even sterk dan ontstaat resonantie.


15.2 Resonantie